1926
Venlo ontleent zijn bestaan aan de Maashandel. Eeuwenlang werden hier goederen verscheept, opgeslagen en verhandeld. De Lage Loswal, ook wel ’t Bat genoemd, was de belangrijkste laad- en losplaats van de stad. Hier kon van oudsher ook met een veerpont de Maas worden overgestoken. Tot ver in de 20e eeuw werd het beeld aan de Lage Loswal gedomineerd door de laad- en loskraan van Houthandel Van Liebergen. De huidige kraan uit 1926, afkomstig van de stuw van Belfeld, verwijst naar de eeuwenoude havenactiviteiten op deze plek.
Eenige havenplaats
In 1930 liet de gemeente Venlo een documentaire van vijftien minuten vervaardigen, getiteld: Een bezoek aan Limburgs eenige havenplaats - Venlo. Limburg telde uiteraard meer havenplaatsen. Maar de haven en lage loswal van Venlo waren in 1929 en 1930 gemoderniseerd en ontsloten met een spoorlijn. De operatie had bijna een half miljoen gulden gekost. Een lieve duit en dat wilde men weten. Vandaar dus dat enigszins pocherige eenige havenplaats. Wat betreft de keuze voor de titel van de documentaire zal de stadshistorie zeker een rol hebben gespeeld.
Venlo dankte een groot deel van zijn welvaart aan de uitstekende ligging aan de Maas. De haven werd omschreven als de allerbequeemste tusschen Dordt en Luik. Aan de lage loswal was in de achttiende eeuw de aanlegplek van het veer over de Maas, een onmisbare schakel in de handelsroute Keulen-Venlo-Den Bosch.
Op maandag 8 september 1930 werd de haven geopend door prins Hendrik. Staande op de plecht van een schip knipte hij een lint door. Het lint werd vliegensvlug uit het water gehaald en vervolgens gewassen, gestreken en in stukken geknipt. Alle meisjes die een rol hadden gehad in het officiële programma van die dag kregen een stuk om als haarstrik te gebruiken. Niet alleen in de jaren dertig van de vorige eeuw was Venlo een belangrijke havenplaats. Ook in de periode van de wederopbouw was er veel bedrijvigheid en dat duurde voort tot eind jaren zestig
Houthandel Van Liebergen
Iconisch op de lage loswal is decennia de laad- en loskraan geweest van houthandel Van Liebergen. Het was een landmark, die talloze malen op beeld is vastgelegd.
De immer drukke haven en loswal waren ook een speelterrein voor buurtkinderen uit de binnenstadswijk die heden ten dage Q4 wordt genoemd. Voor de jeugd was er veel te zien en te beleven. Er werd hout, grind en zand gelost en vaak ook draad voor de Blerickse Draadfabriek Demka. Als een boot met stukgoed afmeerde, stond de Gouden Ploeg klaar om de balen, zakken en tonnen uit het ruim te halen. De Gouden Ploeg bestond uit mannen die stuk voor stuk sterk als een paard waren. Over paarden gesproken. Voerlui met paard en kar kwamen de goederen ophalen. Het gerinkel van de koperen bellen aan het paardentuig, was karakteristiek voor Venlo aan de Maas.
Beej d'n Broézer
Tot slot. In de buurt van de kraan van Van Liebergen kwam het riool uit in de Maas. Beej d'n Broézer, zoals die plek werd genoemd, zaten altijd vissers. Het was de beste visplek van Venlo. Broéze is het dialectwoord voor het bruisend geluid dat het water maakte.
Je raakt niet uitgekeken in Venlo
Beluister het fragment