In de periode 2002-2005 werd een grootschalig archeologisch onderzoek uitgevoerd in het plangebied Maasboulevard. De opgraving was in de eerste plaats gericht op de Romeinse nederzetting, die kort na WOII tijdens werkzaamheden in het gebied was ontdekt. Dankzij het onderzoek is er nu een beeld van de aard en ouderdom van deze nederzetting. Het was een zogenaamde vicus, ofwel een nederzetting van regionaal belang.
Eintritt
Waarschijnlijk begon de bewoning ervan al vóór het begin van de jaartelling en was het in eerste instantie een kleine militaire versterking. We weten dit omdat er hier munten, aardewerk en militaire uitrustingsstukken uit het begin van de Romeinse Tijdzijn gevonden. Nadat de Romeinse overheersing een feit was, kwam in de eerste eeuw van onze jaartelling de burgerlijke nederzetting verder tot bloei.
Al vrij snel werd de vicus het logistieke en economische hart van de regio en daarbuiten. Dat blijkt uit de vele scherven van grote transport- en voorraadpotten die zijn aangetroffen. Behalve handel en transport, waren ambachtelijke activiteiten belangrijk voor de nederzetting, waarvan we overigens de naam niet kennen. De vestiging lag op een strategische plek aan de Maas. Precies op deze plek verandert namelijk de diepte van de rivier. Daardoor moesten hier goederen van grote schepen, die vanuit noordelijke richting kwamen, worden overgeslagen. Met schepen die minder diepgang hadden, konden ladingen vervolgens verder stroomopwaarts worden vervoerd. Naast de Rijn was de Maas in de Romeinse tijd van groot belang als transportader. Via deze waterwegen werden soldaten langs de rijksgrens vervoerd en steden als Nijmegen, Xanten, Maastricht en Tongeren bevoorraad.
De vicus was planmatig aangelegd, met rechthoekige percelen langs straten die elkaar kruisten in oost-westelijke en noord-zuidelijke richting. Aan de straatzijde stonden de woningen en op de achtererven lagen bijgebouwen. Het nederzettingsgebied lag ongeveer tussen de Maas aan de westzijde, de Oude Markt in het noorden, de Nieuwstraat in het oosten en de Prinsessesingel in het zuiden.
Weliswaar lag de focus van de opgraving op de Romeinse tijd, maar zoals verwacht kwamen er ook veel sporen uit de Late Middeleeuwen (ca. 1200-1500) en later tevoorschijn. Nadat de vicus rond het jaar 200 ten einde kwam, duurde het zo’n 1000 jaar tot er zich weer mensen vestigden op de plek waar ooit de nederzetting lag.
Ter hoogte van de Oude Markt is de oudste middeleeuwse haven van Venlo gevonden. Deze werd gevormd door een natuurlijke inham in de Maasoever en is relatief kort in gebruik geweest, van ruwweg 1150-1200 tot 1300. Kort nadat Venlo in 1343 formeel stadsrechten kreeg van de hertog van Gelre, werd de stad, die in de eeuw ervoor was ontstaan, ommuurd. Op de plek van de haven is de zwarefundering van de stadsmuur door dikke ophogingslagen heen uitgegraven. In ieder geval was de haven vóór ongeveer het midden van de 14de eeuw al gedempt. Sindsdien meerden schepen direct buiten de stadsmuur aan en waren haven en stad via de Maaspoort, één van de vier stadspoorten, met elkaar verbonden. De Oude Markt was in de 13de en 14de eeuw het kloppende economische hart van Venlo. De (nieuwe) Markt, voor het monumentale 16de-eeuwse stadhuis, is de opvolger van deze eerste Venlose marktplaats.
Venlo werd in de Late Middeleeuwen opnieuw een belangrijk logistiek handelscentrum met contacten tot in het Oostzeegebied. De meest in het oog springende elementen die uit deze periode zijn opgegraven, zijn omvangrijke delen van de stadsmuur en de latere vestingwerken (16de-18de eeuw).






















