Het huidige Venlose NS-station werd in 1958 gebouwd, om het bijna honderd jaar oude station dat er destijds stond te vervangen. Architect Koen van der Gaast ontwierp een relatief groot gebouw, waarin ook plaats was voor de douane. Het grensstation moest een sieraad worden voor de stad, maar ook een visitekaartje voor heel Nederland. Het resultaat is een blikvanger met een enorme luifel en een vrijstaande toren. Een transparante wand zorgt voor openheid en zorgt ervoor dat reizigers van binnenuit contact kunnen houden met de stad.
Het nieuwe Venlose NS-station dateert uit de wederopbouw en de bouw ervan kan worden gezien als het sluitstuk van het zogenaamde Brugplan. Het oude station (uit 1865) lag iets ten oosten van het huidige. Tijdens de Tweede Wereldoorlog heeft het oude station nauwelijks schade opgelopen, maar wel heel wat meegemaakt. Het begon al met de vlucht van Joden uit Duitsland, die zich na de machtsovername door de nationaalsocialisten niet meer veilig voelden. Ze werden achtergesteld en vervolgd vanwege hun ras. Velen van hen kwamen per trein in Venlo aan. Vrijwilligers gingen toen langs de treinen om te kijken of ze vluchtelingen konden helpen. De politiecontroles waren streng. Joden die niet over de juiste reispapieren beschikten, werden onmiddellijk teruggestuurd, wat leidde tot hartverscheurende taferelen.
Toen in mei 1940 de oorlog uitbrak, werd de spoorbrug over de Maas door Nederlandse militairen opgeblazen om de Duitse opmars te vertragen. De brug werd binnen een jaar hersteld en vervolgens konden Duitse troepen en materieel via het Venlose station richting het westen van Nederland worden getransporteerd. Vanaf 1943 waren er bovendien transporten van dwangarbeiders, die in de Duitse industrie en in de landbouw moesten werken. Aan die transporten herinnert sinds 2015 een gedenkzuil naast het huidige station.
Het huidige station maakt deel uit van het zogenoemde Brugplan, een stedenbouwkundig plan van Jos Klijnen. Het plan richtte zich na de oorlog onder meer op het verbeteren van de verkeersstromen over de Maas en in het centrum van de stad.
Van der Gaast maakte er een opvallend gebouw van. Het grensstation moest immers een sieraard voor de stad worden, maar ook als visitekaartje dienen voor heel Nederland. Het werd een wat groter station, doordat er ook ruimtes voor de douane bij moesten komen. Door het station op het niveau van de verhoogde spoorbaan te bouwen, lijkt het hoger dan het is en valt het meer op. Dat was nodig, want het moest een blikvanger worden en het lag vrij ver van de bebouwingsrand van de stad af. Met datzelfde doel plaatste hij naast het station een klokkentoren van bijna 24 meter hoog.
Het station kreeg een betonnen onderbouw met daarop een staalskelet voor het entreegebouw en de perronoverkappingen. Ervoor kwamen trappen die van het straatniveau naar een breed bordes leiden. Het entreegebouw kenmerkt zich door een hoog, open middengedeelte, waarachter de hal ligt. De gesloten zijvleugels zijn iets lager. In de kelder bevindt zich een fietsenstalling.
De loketten bevonden zich tegen de achterwand. Erboven lagen de kantoren, die bereikbaar waren via een balkon dat in de hal uitstak. Links van de hal lag vroeger het stationsrestaurant.
De enorme luifel, die een voortzetting is van het lessenaarsdak van de stationshal, brengt een duidelijke relatie tot stand tussen station en voorplein. De luifel maakt bovendien een uitnodigend gebaar naar de reizigers. De pleinwand is helemaal transparant uitgevoerd om de hal zo open mogelijk te maken en vrij zicht op de stad te houden. Het interieur van het station en het plein ervoor zijn een paar keer opnieuw ingericht. Van de originele inrichting en functies is daardoor nauwelijks iets overgebleven. Het station kan worden gezien als een markant voorbeeld van wederopbouwarchitectuur.
Het NS-Station wordt de komende tijd in oude glorie hersteld.


















