Tijdens de Tweede Wereldoorlog verborg het jonge echtpaar Van Meegeren-Lijding in hun bovenwoning aan de Parade 74 het 11-jarige Joodse meisje Clari de Lieme. Clari kwam uit Den Bosch, van waaruit het gezin De Lieme in onderduik ging. Eerst samen, later van elkaar gescheiden. Na de bevrijding ontdekte Clari dat zij in Venlo op relatief korte afstand van haar oudere zusje Anna Rachel had gezeten. De zusjes overleefden de oorlog, maar zouden hun ouders nooit meer terugzien.
De Venlose binnenstad was tijdens de Tweede Wereldoorlog om verschillende redenen geen aantrekkelijke plek voor Joden om onder te duiken. De stad ligt aan de Duitse grens, er woonde een grote Duitse kolonie, er waren Duitse soldaten gelegerd en er waren meerdere Duitse instanties gehuisvest. Joden die in Noord-Limburg onderdoken, verbleven daarom eerder op het omringende platteland of in de dorpen op de westoever van de Maas. Toch werden ook in het stadcentrum Joden verborgen gehouden. Soms voor kortere tijd, in afwachting van een veiligere onderduikplek elders, maar soms ook langer.
In de huidige wijk Venlo-centrum waren minstens 38 onderduikadressen en van 65 Joodse onderduikers zijn de namen bekend. Drie onderduikadressen lagen in de historische binnenstad. Mogelijk zijn het er meer geweest, maar exacte aantallen zijn moeilijk vast te stellen. Onderduiken was een illegale activiteit waarover gezwegen moest worden. En dat zwijgen ging vaak na de oorlog door.
Uit onderzoek kwam naar voren dat zich in de hele huidige gemeente Venlo naar schatting 150 Joodse onderduikers korte of lange tijd verborgen hielden. Ondanks de ogenschijnlijk verre van ideale omstandigheden zijn er, voor zover bekend, slechts 6 onderduikers gearresteerd. Vier van hen overleefden dit niet. Vergeleken met elders in Limburg en Nederland was Venlo voor Joodse onderduikers dus toch relatief veilig. Een van die Joodse onderduikers in Venlo die de oorlog overleefde was Clari de Lieme.
Clari werd geboren op 26 september 1933 in ‘s-Hertogenbosch. Daar woonde ze met haar ouders boven de synagoge. Ze had een zus Anna Rachel die drie jaar ouder was. Clari was een nogal klein meisje voor haar leeftijd en had een mediterraans uiterlijk. In 1943 was de bedreiging voor Joden in Nederland zo groot dat vader en moeder De Lieme het moeilijke besluit namen te gaan onderduiken. Het moet hen meer dan zwaar zijn gevallen om dat op een gegeven moment niet als gezin, maar gescheiden van elkaar te moeten doen. Zelf doken de ouders onder op een boerderij in Brabant, waar ze in november van datzelfde jaar door de boerenzoon voor 7,50 gulden elk aan de nazi’s werden verraden.
De zusjes Clari en Anna Rachel werden eveneens gescheiden. Ze verbleven nadien op meerdere locaties. Zodra er gevaar dreigde, werden ze door hulpverleners naar een veiliger geachte locatie gebracht.
Na een zwerftocht langs verschillende onderduikadressen, kwam Clari in de loop van 1944 in Venlo aan. Dat gebeurde via een netwerk van Paul en Tilla Terwindt. Broer en zus Terwindt waren achterneef en -nicht van de Venlose burgemeester Bernard Berger, die in 1941 om principiële redenen was afgetreden.
Clari heette in de onderduiktijd Van der Linden en ging door het leven als een Rotterdams meisje dat tijdens de bombardementen haar huis en familie was kwijtgeraakt. In Venlo kreeg ze een onderduikplek bij het jonge echtpaar Johan van Meegeren en Elizabeth Lijding. Dat was een jaar eerder in het huwelijk getreden en woonde boven een winkel in toiletartikelen en kappersbenodigdheden van de firma Luxembourg. Ook de ouders van Johan van Meegeren hielden Joodse onderduikers verborgen in hun woning aan de Herungerweg.
Clari’s zus Anna Rachel kwam bij advocaat J. Truyen terecht aan de Urbanusweg. Toen diens gezin in januari 1945 naar het noorden moest evacueren, werd Anna Rachel onder de hoede genomen van Tilla Terwindt, die een nieuwe plek voor haar vond in de omgeving van de Herungerweg.
Bij het bombardement in Venlo op 13 oktober 1944 werd het pand aan de Parade waarin Clari zat ondergedoken zwaar beschadigd. Clari werd daarbij gewond en belandde in het ziekenhuis. Daar werd ze gedoopt, omdat haar onderduikfamilie bang was dat als haar iets overkwam, ze niet in de hemel zou komen. Na de bevrijding ontdekten de zusjes dat zij niet al te ver van elkaar af ondergedoken hadden gezeten. Zij hadden daar totaal geen idee van en hadden elkaar bijna twee jaar niet gezien.
Na de oorlog was het leed nog niet geleden. De ouders van Clari’s overleden moeder wilden dat Clari naar een bevriend echtpaar in ‘s-Hertogenbosch zou worden gebracht, maar het Venlose onderduikgezin was zo aan haar gehecht geraakt dat ze haar niet meer wilde afstaan. Uiteindelijk besliste de rechter dat het meisje toch naar ‘s-Hertogenbosch ging. Het was inmiddels november 1945 en Clari was dertien jaar.























